Waarom een Marechausseekazerne in Noordwolde-Zuid?
Wonende aan de noordzijde van Wilhelminaoord, ben je voor boodschappen georiënteerd op Noordwolde. Wanneer de Koningin Wilhelminalaan overgaat in de Nieuwe weg, na het passeren van de onlangs aangepaste kruising met de West- en Oostvierdeparten, valt het witte gebouw met de gele lijsten nogal op. Het is een voormalige Marechausseekazerne.

Opvallend is echter, dat al die kazernes waren gesitueerd aan onze landsgrenzen, vliegvelden en havens ter uitvoering van de grensbewaking. Of bij Koninklijke verblijfplaatsen, voor de bewaking van leden van het Koninklijk Huis en bij militaire kazernes. Dat laatste ter vervulling van de taak ‘Militaire Politie’ (MP). Dus wat is de noodzaak van een Marechausseekazerne bij Noordwolde-Zuid? Toch niet de grens bewaking met Friesland?
We duiken in de geschiedenis.
Huttendorpen
De Maatschappij van Weldadigheid (MvW) had als regel, dat het aantal gezinnen in de koloniën niet door huwelijk zou vermeerderen, tenzij er een weduwe of weduwnaar in een koloniehuis trouwt. Volwassen kinderen van kolonisten moeten daarom de koloniën verlaten. Er zijn ook kolonisten die zich niet thuis voelen in de ‘vrije koloniën’, vanwege de strenge regels. De Maatschappij van Weldadigheid hield actief toezicht op de normen en waarden van de – vaak kinderrijke – kolonistengezinnen. Seksuele om gang voor het huwelijk werd gezien als een ernstig vergrijp tegen de goede zeden. Voor de daders en andere spijtoptanten was vaak maar één uitweg mogelijk, deserteren. Om niet de banden met familie te verliezen, zocht men een onderkomen net buiten het gebied van de Maatschappij. Er ontstonden zogenaamde huttendorpen in het Nijenslekerveld, bij het turfstekersdorp Vledderveen, de Marijenkampen bij Willemsoord en noord van Wilhelminaoord in het Oosterse en Westerse Veld, net over de grens met Friesland, wat nu Noordwolde-Zuid is.
Pas vanaf 1951 is de naam desperadodorpen in zwang gekomen. Als men in één nacht tijd een plaggenhut kon bouwen, waarbij ’s morgens rook uit de schoorsteen kwam, dan werd men gedoogd. Soms werd met familie en vrienden al stiekem voorbereidingen getroffen, door van tevoren een kuil te graven en materialen te verzamelen. Zonder het ondersteunende vangnet van de Maatschappij moest men dan zien te overleven.

Niet alle kolonisten waren geschikt voor veldwerk, zodat er gezocht werd naar ander werk, zoals spinnen, weven, schoenen en kleren maken en rietvlechten. Hiervoor trok de Maatschappij elders ambachtslieden aan om de kolonisten het werk in kleine fabriekjes aan te leren. In de beginjaren mochten de producten alleen gemaakt worden voor gebruik binnen de koloniën, zodat er geen valse concurrentie plaatsvond. Later mocht er ook geëxporteerd worden, zoals koffiezakken naar de Oost. De kolonisten hadden ‘werkgarantie’ en dus een in komen, ook de veldwerkers die ’s winters niet op het land konden werken. De bewoners van de huttendorpen waren hiervan verstoken als ze geen vast werk konden vinden.
’s Zomers werken als landarbeider of turfsteker lukte wel als je dat aankon en er genoeg werk was.
’s Winters moesten ze echter puur zien te overleven op de hei als thuiswerkers, door riet en wilgentenen te snijden (de zogenaamde Twiegsnieders) en daar vlechtwerk van te maken en met hun handel langs de deuren te gaan. Dat gaf scheve gezichten bij de reguliere manden vlechters van Noordwolde, omdat de thuiswerkers vaak onder de prijs verkochten.
Volgens een krantenbericht uit januari 1893 was er hier door al veel sociale onrust in Noordwolde, waar al een gedegen vlecht industrie bestond. Werkelozen eisten onder bedreigingen ‘werk of onderstand’ bij de armbesturen. Onderstand is een oude benaming voor bijstand.
Lombok
Eind 19e eeuw gaat het verhaal dat ene Jacob Eckhart na afloop van een vechtpartij riep: ‘Het lijkt hier wel Lombok’. Dit naar aanleiding van de gewelddadige Lombok-expeditie van 1894 in Nederlands-Indië.
De lokale benaming Lombok komt in 1909 voor het eerst voor op de topografische kaart en verdwijnt van de kaart in 1986.
De handel met Nederlands-Indië lag stil. Geen import van grondstoffen zoals rotan en geen export van producten zoals koffiezakken. Ook de uitvoer van stoelen naar België en Frankrijk ligt stil. Bijna 400 stoelenmakers in Noordwolde raken zonder werk en verwijten naar de thuiswerkers zijn dan ook niet van de lucht. Vaak ontstonden er weer vechtpartijen op grote schaal. In Noordwolde-Zuid wordt het gebied aan weerszijden van de Zuiderweg nog steeds Lombok genoemd. In feite slaat de naam Lombok op een groep van zes hutten aan het eind van het pad met de naam Lombokweg, een zijweg van de Zuiderweg.

Bij de massale vechtpartijen werden vaak messen gebruikt. De zogenaamde bekkensnijders en messentrekkers uit Noordwolde hebben hier mee een behoorlijke reputatie opgebouwd in het begin van de 20e eeuw. Getuige het feit dat Noordwoldigers sterk vertegenwoordigd waren bij de rechtbank van Heerenveen.
De naam bekkensnijder is afkomstig van een nogal ruig vechtspel dat in de 18e eeuw populair was en waarbij boeren op bruiloften of kermissen probeerden elkaar met een mes een snee in het gezicht aan te brengen. Doorgaans had het mes geen punt en kon het geen diepe snee veroorzaken. Met dit spel werden onenigheden opgelost door zowel mannen als vrouwen. Het spel werd al in de 16e eeuw verboden, maar bleef in oost-Nederland nog lang in zwang. Mannen met veel littekens waren geliefd bij de vrouwen.
Maatschappij van Weldadigheid
De Maatschappij neemt maatregelen en bouwt een woning voor een veldwachter in Frederiksoord, stelt grond beschikbaar voor een marechausseekazerne met drie woningen aan de rand van de kolonie tussen
het Oosterse- en Westerseveld. Noordwolde krijgt een extra politiemacht in het dorp.

De kazerne wordt gebouwd in 1916 en is operationeel van 26 juni 1918 tot 1 maart 1943 ter sterkte van vijf man. Een van de taken van de Marechaussee is bijstand verlenen aan politiekorpsen bij ongeregeldheden, waarbij zij vaak wat robuuster optreden. Naast de sabel zijn de marechaussees ook bewapend met vuurwapens. Dat is geen overbodige luxe ten opzichte van de met messen bewapende tegenstanders. In 1962 wordt het gebouw verkocht aan directeur Rohé van de gelijknamige rotanfabriek uit 1917. Het wordt een atelier waarin werknemers worden ondergebracht. Momenteel bestaat het gebouw uit twee woningen met op de voorgevel de naam Friese Brug.
Bron: In de schaduw van de ‘Friesche Brug’ – Lourens Looijenga
Laatste aanpassing: 14 maart 2025